Skip to main content
Als je op een link klikt en een aankoop doet, krijgen we mogelijks een kleine commissie. Lees ons redactiebeleid.

S.T.A.L.K.E.R.: Call of Pripyat

Vladimir Pripy jat een paling.

Nadat een van de overlevende Stalkers zijn vriend oplapt heeft bedankt hij me. We praten nog even na bij een kampvuur, vertellen spookverhalen over mutanten en de beste strategieën om die uit de weg te helpen. De levende vuurbal bijvoorbeeld, komt af op geluid, dus probeer zo stil mogelijk te zijn. Het is diep in de nacht wanneer ik afscheid neem. Terug buiten zie ik helemaal niets. Mijn zaklamp licht het riet maar zo'n meter voor me op, en met de vreemde geluiden alweer in de lucht ga ik al snel terug het schip binnen. Hier vind ik een ladder, volg die helemaal tot in de bestuurscabine bovenop, vanwaar ik het omliggende inspecteer. Het kan even goed een ruimteschip zijn, dit, met wat ik door de glasloze vensters kan zien: niks en alles.

Ergens in de verte schijnt een enkel vuur, een diamanten speldenknop reflecteert maneschijn - de maan, die er niet is. Een tweede maan dan, die alleen schijnt voor de wanhopigen. Met mijn verrekijker bekijk ik het vuur van naderbij en hou het een hele tijd in de gaten. Als ik er naartoe ga trekken, want dit schip is me te creepy om heel de nacht in door te brengen, moet ik weten of het een kampvuur is, of een eerder gevaarlijke vuuranomalie. Ik zie geen silhouetten rond het vuur lopen, en beslis dat ik vast zit. Ik bekijk het vuur nog even, als enige kleur in een inktzwart canvas, het ene werkende achterlicht van een of andere galactische Lada, en heel het landschap in de file. Het begint te stormen. Er gaat nog een licht op.

Ik zie op tegen terugkeren naar Skadovsk, naar Sultan. Met een beetje geluk mompelt hij iets over wederzijds respect, de legering van mijn ballen. Met bliksemschichten als nieuwe zaklamp maak ik mijn weg ernaartoe, sprintend, totdat de schouderlampen van de wachten van Skadovsk mij meer licht geven dan de storm, die veilig binnen niets van zijn eerdere behulpzaamheid overhoudt.

Sultan doet of er niets gebeurd is, maar ziet er zonder zijn handlanger eenzamer uit dan tevoren. 'Eenzaam en alleen' wordt er vaak gezegd, maar als machtige mannen zoals Sultan altijd eenzaam lijken was hij nu pas alleen. Nu pas zie ik ook zijn kleren. Zijn handschoenen hebben gaten en zijn lange jas is modderig. Het rustig hoekje dat hij bezet houdt steekt schril af tegen Beard's erepositie achter de toog, en zijn splinternieuwe kogelvrije vest. Vanachter zijn eponymische baard, vakkundig getrimd, bedankt hij me in cash.

Ik slaap in de communale slaapzaal. Ik ontbijt met sossis. Hoewel er nog meer Stalkers zijn met opdrachten voor me, beslis ik om een van de crash sites van de helikopters op te zoeken. Ik verlaat Skadovsk. Die crash sites zijn aangeduid op de kaart van mijn PDA. The Zone is opgedeeld in drie gebieden. Zaton, een gifitig moeras, is waar ik nu ben. Verder is er Jupiter, een stille vlakte, en de stad Pripyat zelf. Tenminste een paar crash sites zijn hier in de buurt, hoewel met de vergrote gebieden dat nog relatief is. Zaton is zo'n vier keer het Cordon uit de eerste Stalker game, en zelfs groot genoeg om een overgang in omgeving in zich te hebben.

Ergens op die overgang tussen moerasland en glooiende heuvels komt er nog een emissie. Skavodsk is ondertussen te ver om naar terug te keren. Op de minimap verschijnt een pijltje naar de dichtstbijzijnde schuilplaats, die ik volg tot bij een verlaten loods, de kroon van een heuvel. Het gebouw zelf biedt niet genoeg bescherming tegen de zottigheid die op komst is, dus leidt het pijltje me naar een metalen kotje binnenin, hier bewust neergezet voor Stalkers die door een emissie verrast worden. Hier in Zaton is er nog een heel netwerk van zo'n schuilplaatsen, al valt dat in Jupiter al tegen. Daar zou ik mits een beetje ongeluk de emissie gewoon bovengronds moeten zien te overleven.

Na een minuutje, want zo'n emissie duurt wel efkes, word ik binnenin vervoegd door twee andere Stalkers. We keuvelen over ditjes en datjes, wanneer ze plots hun wapens trekken. In het deurgat staat een derde Stalker, in het karakteristieke plunje van de bandiet, met de karakteristieke verrassing in zijn gezicht van iedereen die op de plaats van zijn redding alleen zijn blijkbare ondergang vindt. Ook de bandiet trekt zijn wapen, en vlucht van de deuropening weg. De twee Stalkers volgen, en buiten in de loods hoor ik, want ik durf hen niet te volgen, een vuurgevecht. Dit is wat er overblijft van het faction systeem. Stalkers, bandieten, Freedom, Duty - alle groeperingen zijn nog aanwezig, maar de oorlog tussen hen is op de achtergrond gebracht, en wordt eigenlijk helemaal niet meer gevochten. Tenzij ze dicht bij elkaar komen.

Na zo'n dozijn schoten houdt het op. Alleen is er nu het kermen van een gewonde. Hij ligt, zo weet ik, als enige overlevende zwaargewond op de grond, immobiel. Ik heb medkits in overvloed, maar de emissie is nu op haar roodst, zodat ik twijfel of ik snel genoeg kan zijn om hem de eerste hulp toe te dienen én terug naar het kotje te sprinten, of zelfs de straling die er nu al hangt te overleven. En is het een van de Stalkers, of de bandiet? De laatste golf komt, het lawaai oorverdovend. Dan stilte, zoals altijd na een emissie, en stilte al te indringender na het contrast met dat lawaai. En nog meer zo, want ook het om hulpgeroep is opgehouden.